Vader en moeder zijn in gemeenschap van goederen gehuwd. Vader overlijdt. Zoon doet aangifte erfbelasting over zijn verkrijging van € 270.000 uit de nalatenschap. De Belastingdienst stelt de verkrijging echter op € 323.000, omdat de zoon binnen 180 dagen voor overlijden een schenking heeft gehad. De zaak komt bij de belastingrechter.
Schenking kort voor overlijden
Vast staat dat de zoon enkele maanden voor het overlijden van vader ten titel van schenking en vrij van recht een bedrag van € 106.000 heeft gekregen van de ouders. De Belastingdienst heeft de helft hiervan als schenking van vader in de aanslag erfbelasting verwerkt.
In de wet staat dat al wat binnen 180 dagen voorafgaand aan het overlijden is geschonken door een erflater, die ten tijde van dat overlijden in Nederland woonde, voor de regeling van de erfbelasting geacht wordt krachtens erfrecht door het overlijden te zijn verkregen.
Standpunt zoon
Volgens de zoon was zijn moeder de schenkster en zij is niet overleden. Vader was ten tijde van het aangaan van de schenkingsovereenkomst feitelijk wilsonbekwaam, omdat hij aan dementie leed. De bijtelling van de schenking is dus onterecht.
Standpunt Belastingdienst
Vader en moeder waren allebei partij bij de schenking. Dementie hoeft niet in de weg te staan aan het doen van een schenking. De helft van het bedrag van de schenking is terecht bijgeteld. Ook als alleen moeder schenkster zou zijn, moet de bijtellingsregeling naar de ratio worden toegepast, omdat hetgeen is geschonken afkomstig is uit de huwelijksgemeenschap.
Overwegingen rechter
Van een schriftelijke vastlegging van de schenkingsovereenkomst is niet gebleken. Het bewijsrisico dat uit het ontbreken van die schriftelijke vastlegging voortvloeit komt voor rekening van de zoon. De zoon moet dus aannemelijk maken dat alleen moeder, en niet ook vader, heeft te gelden als schenkende partij.
De zoon is niet geslaagd in deze bewijslast. Weliswaar heeft de zoon aangevoerd dat vader dementerend was, en ter onderbouwing een zogenoemd indicatiebesluit overgelegd, maar dit leidt volgens de rechter niet zonder meer tot de gevolgtrekking dat vader ten tijde van de schenking (feitelijk) wilsonbekwaam was. Dementie kent vele stadia en bovendien is ook bij dementerende personen sprake van heldere tussenpozen. Zonder nadere onderbouwing kan de stelling dat vader dementerend was de zoon dus niet helpen. Dit geldt te meer omdat uit het indicatiebesluit blijkt dat vader pas na de schenking intensieve dementiezorg zou krijgen.
Het staat dus niet vast dat moeder de enige schenkende partij was. Het standpunt van de Belastingdienst, dat zowel vader als moeder partij waren bij de schenking, is juist. De aanslag erfbelasting houdt dus stand.
Tip: Leg een schenking schriftelijk vast. Daarmee creëert u bewijsvoordeel. In deze zaak kon de zoon zijn standpunt niet hard maken omdat een schriftelijke schenkingsovereenkomst ontbrak en daarmee was het pleit beslecht.
